Brenda Froyen over haar psychose: "Ik herken intussen de alarmsignalen"
Brenda Froyen ondervond hoe fragiel een goede gezondheid kan zijn. Vlak na de geboorte van haar derde zoon kreeg ze een kraambedpsychose. Intussen schreef ze enkele boeken over haar ervaringen.
Brenda Froyen
- Studeerde Germaanse talen
- Kreeg in 2012 te maken met een kraambedpsychose
- Schreef ondertussen drie boeken: Kortsluiting in mijn hoofd; Uitgedokterd. Van dwang tot veerkracht in de psychiatrie en Lena, een novelle in opdracht van Te Gek!?
- Werkt als docente Nederlands en als webredacteur voor PsychoseNet.be
Je hebt zelf al ondervonden dat een goede gezondheid niet altijd vanzelfsprekend is. Wat betekent ‘gezond zijn’ voor jou?
“Gezondheid en vrijheid zijn voor mij twee samenhangende begrippen, in de zin dat gezondheid ook ‘vrij van ziek zijn’ betekent. Het gaat voor mij ook om leren omgaan met bepaalde klachten: je kan ook gelukkig zijn als je niet 100% vrij van klachten bent. Dus in die zin is gezondheid voor mij erg belangrijk, maar het is niet zozeer een opperste staat van vrij zijn van alles, dan ligt de lat wel heel erg hoog.”
Kan je uitleggen wat jou enkele jaren geleden overkwam?
“Zes jaar geleden, net na de geboorte van mijn derde zoontje, kreeg ik een kraambedpsychose. Tevoren heb ik nooit psychische problemen gehad. Bovendien is een psychose heel moeilijk te herkennen en komt het niet van de ene dag op de andere. Ik had heel veel angsten en argwaan en uiteindelijk is de situatie dusdanig geëscaleerd dat mijn man me naar een dokter van wacht heeft gebracht. Maar ook die herkende de psychose niet direct en voelde zich nogal bedreigd door mijn sterke verbale uitingen – ik ben namelijk nogal rad van tong, en zeker in een psychose (lacht). Op een bepaald moment heeft die dokter de politie gebeld, die op haar beurt een ambulance heeft geroepen.
Zo ben ik in het ‘zorgtraject’ terechtgekomen. Toen is de zoektocht begonnen. Bij mij is het een traject van een jaar geweest, met twee keer zwaar hervallen en opnames in verschillende ziekenhuizen, vaak met dwangmaatregelen. Uiteindelijk ben ik dan in november naar huis mogen gaan (de eerst opname dateerde van juni). Maar als je iemand met psychische problemen behandelt zonder naar de context te kijken en je plaatst die persoon daarna terug in diezelfde context, dan is datgene wat misschien leidde tot de psychische problemen niet veranderd.
Bovendien kwam ik in een context die wel wat van mij vervreemd was. De kinderen waren bijvoorbeeld ook van mij vervreemd. Ik ben toen in een zeer zware depressie beland, tot en met zware zelfdodingsgedachten. Door een aantal slechte ervaringen wou ik absoluut niet meer naar het ziekenhuis terugkeren. Mijn eigen huisarts heeft mij dan heel goed opgevangen. Hij keek holistisch naar gezonde voeding, voldoende beweging, mindfulness, kine en ook vrijwilligerswerk. Daardoor kreeg ik het gevoel dat ik niet alleen ten laste was van mensen, maar ook iets kon betekenen. Gaandeweg ben ik verlost geraakt van de depressie. Het hele traject heeft zo’n jaar geduurd, wat binnen de geestelijke gezondheidszorg een relatief korte periode is.”
Wat kan er allemaal beter volgens jou binnen de geestelijke gezondheidszorg?
“Ik heb daar mijn tweede boek over geschreven, Uitgedokterd. Het dringendste is de perceptie en de manier waarop er wordt omgegaan met geestelijke gezondheid en psychiatrische problemen. De media doen hier zeker geen goed aan. Al te vaak worden mensen met een psychische kwetsbaarheid nog afgeschilderd als gevaarlijk en onberekenbaar. Er is heel veel angst in de hulpverlening en die resulteert in een angst van de hulpverlener tegenover de patiënt. Dit botst en zorgt soms nog voor onnodige dwang in onze huidige geestelijke gezondheidszorg.
Een ander aspect is dat er weinig gelijkwaardigheid is. De patiënt zelf heeft veel kennis over zichzelf en werkt om zich beter te voelen. Die kennis wordt te weinig gebruikt en het referentiekader van de hulpverlener is nog niet altijd afgestemd op de patiënt. Gelukkig is dat aan het veranderen. Er wordt tegenwoordig veel meer geluisterd naar patiënten en de familie. Het is door kennis te bundelen dat mensen kunnen worden geholpen.”
Je kijkt niet zo positief terug op jouw opnames. Heb je het gevoel dat je thuis beter af was geweest?
“Tussen mijn opnames door was ik wel een periode thuis, maar dat is heel belastend voor familie. Na mijn gedwongen opname ben ik naar huis gekomen en kreeg ik thuisbegeleiding van een maatschappelijk assistente. Wat wij op dat moment nodig hadden, was een huishoudhulp om ons te ondersteunen. Omdat wij allebei hoogopgeleid zijn met een goed inkomen was dat onbetaalbaar voor ons (de uurbijdrage voor huishoudhulp wordt berekend op basis van het inkomen; hoe hoger het inkomen, hoe hoger de persoonlijke bijdrage red.). In onze situatie hadden we immers behoefte aan 4 uur hulp per dag. Daardoor kwam het allemaal opnieuw bij mantelzorgers terecht. En dat is jammer. Bij vermaatschappelijking van de zorg is dit soort praktische ondersteuning echt noodzakelijk.”
Je moet proberen om zin te geven aan wat je is overkomen.
Je bent ondertussen een gewaardeerde stem in het publieke debat. Beschouw je dat als je plicht?
“Ik had die zingeving nodig omdat het zo’n grote impact heeft gehad op mijn leven. Ook mijn verblijf in isoleercellen heeft mij dermate getraumatiseerd dat ik absoluut vond dat ik er iets mee moest doen. Mijn grote geluk is dat het nu goed met mij gaat en dat ik een deftig betaalde job heb. Daardoor word ik serieus genomen en lijken mensen naar me te luisteren. Vanuit die optiek verhef ik mijn stem. Ik hoop om in naam te spreken van alle mensen die niet gehoord worden.
Ik heb het geluk om momenteel in de Hoge Gezondheidsraad te zetelen als enige vanuit patiëntenperspectief om advies te geven hoe we in de gezondheidszorg moeten omgaan met psychiatrische diagnoses. Aan de andere kant ben ik ook wel heel eenzaam, want er zijn weinig mensen met mijn profiel. De meeste hoog opgeleiden die zoiets hebben meegemaakt en goed hersteld zijn, zwijgen, want zij hebben te veel te verliezen.”
Je bent al een hele tijd psychosevrij, maar men kan niet garanderen dat het nooit terugkomt.
“Klopt. Elk jaar in juni moet ik altijd even alert zijn: dat is de maand waarin ik eerder al in psychose ben gegaan. Maar hetgeen ik vroeger niet kon en nu wel, is prioriteiten leggen. Dus ik herken nu wel de alarmsignalen.”