Diabetes type 2: misverstanden, preventie en behandeling
"Diabetes type 2 krijg je met ouder worden, en omdat je te veel suikers gebruikt." Die stelling is een tikje te simplistisch. Huisarts Herman Theys en diabeteseducator Bart Dubois stellen het beeld bij.
Meer dan een ouderdomskwaal
Herman Theys: “Bij diabetes of suikerziekte maakt de pancreas (alvleesklier) te weinig (type 2) of geen insuline (type 1) aan, of die insuline werkt onvoldoende (type 2). Insuline is de sleutel die cellen opent, opdat zij suiker kunnen opnemen.”
Bart Dubois: “Bij diabetespatiënten blijft er te veel suiker achter in het bloed. Dat zorgt op termijn voor schade.”
Theys: “Oorspronkelijk was diabetes type 2 een ouderdomskwaal, maar nu komt deze vorm van diabetes ook voor bij jongere mensen.”
Hoe komt dat?
Dubois: “De voornaamste oorzaak is onze minder goede levensstijl: overgewicht, calorierijke voeding en te weinig beweging. Ken je dat Engelse spreekwoord: your chair is a killer (je stoel is een moordenaar)? We zitten te veel, we bewegen te weinig. Erfelijkheid of familiale belasting geeft iets meer risico. En soms is er niet echt een aanwijsbare reden. Eigenlijk weten we nog maar heel weinig over hoe diabetes ontstaat.”
Bestaan er veel misverstanden over diabetes type 2?
Dubois: “Een misvatting is dat diabetes niet zo erg is en dat je het oplost met een pilletje. Ook denken mensen dat er een onderscheid bestaat tussen zware diabetes en ‘een beetje suiker’. Maar ‘een beetje suiker’ bestaat niet.
Theys: “Mensen relativeren te snel: Mijn ouders hadden het, dus het is normaal dat ik het ook heb. Je hebt een groter risico, maar je krijgt de ziekte niet per se. In de andere richting krijg je soms paniekvoetbal: personen durven opeens nauwelijks nog te eten. Suiker is opeens vies geworden.”
Dubois: “Gemiddeld duurt het 5 tot 7 jaar voor de diagnose gesteld wordt. Het grote probleem is dat je het in de beginfase niet voelt en dat je geen lastige symptomen hebt. Je kan heel veel moeten plassen, waardoor er een ongewoon dorstgevoel optreedt en waardoor je veel drinkt. Je minder goed in je vel voelen, je moe voelen, een wonde hebben die niet of moeizaam heelt zijn vage dingen die alles kunnen betekenen en die je ook moeilijk kan meten. Je kan ook niet zomaar zeggen 'Dat is hét symptoom van diabetes'. Diabetes is in feite een stille moordenaar.”
Theys: “Toch is de ziekte makkelijk op te sporen, met een bloedname. Soms blijkt uit een controle dat er suiker in de urine zit. Een positieve evolutie is het actief opsporen van diabetes bij zwangerschap. Dat heeft een belangrijke predictieve waarde om later diabetes te ontwikkelen.”
Word een fijnproever: eet minder maar beter!
Hoe wordt diabetes type 2 behandeld?
Theys: “Sowieso moet je de therapie door de jaren aanpassen om diabetes onder controle te houden. Een gezonde levensstijl, gezonde voeding en bewegen zijn cruciaal. Naar een diëtist gaan, is altijd een goed idee voor diabetici. Je kan de bloedsuikerspiegel controleren door je levensstijl aan te passen. Als je onvoldoende insuline aanmaakt, is het belangrijk om je suikernood te temperen.”
Dubois: “Word een fijnproever: eet minder maar beter! Het is een verkeerde redenering om te denken dat je suiker moet eten voor of na het sporten. Als je een gewone maaltijd eet, krijg je genoeg suikers binnen. Onze hersenen kunnen niet zonder. Je hoeft suikers dus niet helemaal te mijden, maar je moet overbelasting voorkomen. Voor een goede behandeling zijn de zorgtrajecten en het voortraject belangrijk. Maar niet alle patiënten maken hier aanspraak op. Vandaar dat patiënten moeten beseffen dat zij zelf ook een grote verantwoordelijkheid dragen in hun behandeling.”
Theys: “Zo’n voortraject is een goede zaak. Tot voor kort kregen mensen pas educatie als ze in een zorgtraject zaten, of kregen ze enkel beperkte informatie van hun huisarts. Een diabeteseducator heeft de luxe dat hij meer tijd heeft om het allemaal fatsoenlijk uit te leggen.”
Dubois: “Vanaf de opstart van injecties krijg je gratis meetmateriaal. Je moet actief aan de slag met de uitslag van de metingen en de resultaten van bloednames. En dat is natuurlijk ook een gedeelde verantwoordelijkheid van de patiënt én van de begeleidende arts. Het zal niet lukken met je injectie en je medicatie alleen.”
Ervaren jullie wel eens weerstand bij de patiënten?
Theys: “Het betreft meestal patiënten die injecties moeten beginnen krijgen. Dan starten we het zorgtraject op. Zo komen ze bij Bart terecht. Hij moet ze motiveren om het beter te doen. Dat is moeilijk. Sommige mensen negeren zijn advies, anderen zijn bang. Hij moet ze naar een gezamenlijk succes zien te sturen.”
Dubois: “Veranderen is altijd moeilijk, en soms geeft dat weerstand. Je hebt wel meer tijd dan de huisarts, maar er komt ook veel meer bij. Door de aanpassing in de regelgeving mag je maar 1 uur aan een stuk educatie geven. Het is een uitdaging om een patiënt op zo korte tijd zichzelf een eerste keer te laten meten en injecteren, en daarmee aan de slag te gaan.
Dat soort zelfzorg is cruciaal: zo hangen ze voor hun medicatie niet van anderen af. En ook opvolging is belangrijk. Om de drie maanden een nieuw onderzoek. Is dat tussentijdse rapport goed, dan lig je op koers. Zo niet, dan stuur je bij.”
Wat is de rol van de mantelzorger?
Dubois: “Die mag zeker aanwezig zijn tijdens de educaties. Twee paar oren horen meer dan één. Ze
krijgen ook veel informatie en een diabetesmap waar alles nog eens in staat.”
Theys: “Steeds meer mensen vereenzamen. Dan is het moeilijk om actief te zijn en te bewegen. De
mantelzorger heeft een belangrijke rol in het aanbieden van activiteiten, om patiënten te vergezellen en te stimuleren om gezond te eten. Geestelijke gezondheid, weerbaarheid, goesting om te leven en er nog iets van te maken, blijven belangrijk, hoe jong of oud je ook bent.”